Het interieur: verbeeld geloof

Interieur

Het interieur spreekt zijn eigen taal: in de symbolen en het ontwerp van het liturgisch meubilair komt het hele bijbelse verhaal aan bod. In 2019 is het interieur ingrijpend vernieuwd. Er kwamen nieuwe stoelen, nieuwe audio-visuele apparatuur, een nieuwe opstelling en onze gemeenteleden beeldhouwer Frans Kokshoorn en glaskunstenaar Ming Hou Chen vervaardigen een nieuwe ambo en avondmaalstafel. Met Pinksteren werd het geheel feestelijk in dienst genomen. 

 De doopvont

De doop en haar betekenis

In deze kerk worden regelmatig kinderen, meest zuigelingen nog, gedoopt. De doop is een teken en bevestiging (zegel) dat je bij Jezus en zijn gemeente hoort en kind van God mag zijn. Het water dat op het voorhoofd wordt gesprenkeld wijst op de afwassing van de zonden en dat we van Gods vergeving mogen leven. Ook symboliseert het de dood waarin wij zouden ondergaan als God ons er niet uit zou redden. Wij krijgen deel aan het nieuwe leven, dat gekenmerkt wordt door de liefde. 

De doopvont, totstandkoming

Het huidige liturgisch meubilair is via de geleidelijke weg tot stand gekomen. Het begon met de doopvont. Het bestaande van zandsteen gemaakte doopvont van de hand van Marian Gobius (Het is in bruikleen gegeven aan museum Swaensteyn) brokkelde aan de voet af en was daarom niet verplaatsbaar. Men besloot het te vervangen. In het jaar 2000 ontving Frans Kokshoorn (geb. 1947), bekend beeldhouwer en lid van de wijkgemeente Martini, de opdracht een doopbekkenhouder te ontwerpen. Die zou het zilveren doopbekken uit vroeger tijden moeten dragen . In dit bekken staat het jaartal 1723 gegraveerd.

Vormgeving en symboliek

De doopbekkenhouder werd vormgegeven in een structuur op drie poten die uitmonden in zes symbolisch open gespreide handen. De symboliek is meervoudig. Zo dacht Frans aan kinderhanden die het doopbekken dragen. “Bij een kind denk je aan het nieuwe leven”.

Als de doop niet bediend wordt, en het bekken is opgeborgen, spreken die handen de taal van het gebed, het volgehouden gebed. In de Bijbel wordt gebeden met opgeheven handen (Psalm 28: 2, 63: 5, 88: 10, enz.). Zo blijft de houder de kerkgangers aan de doop herinneren en oproepen tot het verwachten van hulp van Boven.

Op de houder zijn de volgende symbolen aangebracht: de vis, de duif en het kruis en aan de voet van alle drie de poten de tarweaar. 

 
Betekenis van de afzonderlijke symbolen

De  vis

Vanaf de 2e eeuw gold de vis als symbool van Christus omdat de letters van het Griekse woord voor vis: I CH THUS , een acrostichon vormen voor Iesous CHristos THeou Uios Soter: Jezus Christus, Zoon van God en Redder. 

Het vismotief was ook populair, omdat het wees op wonderen van Jezus, zoals de wonderbare visvangst en de wonderbare spijziging. Jezus zei tegen zijn leerlingen, dat Hij vissers van mensen van hen zou maken. Zo wordt de vis symbool voor de mens die gered wordt. De vis is ook een symbool van nieuw leven. In dit verband is het aardig te weten, dat het Latijnse woord voor doopbekken ‘piscina’ is, en dit betekende oorspronkelijk ‘visvijver.’  De nieuw gedoopten werden dan ook ‘pisculi’ genoemd: ‘visjes’.

 

De  duif

In de oudheid symboliseerde de duif de ziel, ook bij niet-christenen. Wel typisch christelijk was de duif met een tak in de bek. Zij herinnerde aan de duif die door Noach werd uitgestuurd om te onderzoeken of de aarde al droog viel, en die met een jong olijfblad terugkwam als bewijs dat God de mensen niet in de steek had gelaten.

Maar het meest komt de duif in de kerk voor als symbool van de Geest van God. Bij de doop van Jezus daalt de heilige Geest op Hem in de gedaante van een duif. Zoals God zijn Geest gaf aan Jezus, zo schenkt Hij zijn Geest aan de dopeling om hem/haar te bezielen, te inspireren tot een nieuw leven in navolging van Christus.

 Het kruis

Als je iemand zou vragen naar een christelijk symbool, grote kans, dat deze dan het kruis noemt. Het is een Romeins martelwerktuig. Doordat Jezus eraan sterft, wordt het tot een teken van volledige overgave uit liefde. Maar zo ook van overwinning. De kerk belijdt immers, dat de gekruisigde Jezus leeft. Hij is opgestaan uit de dood. In datgene wat Jezus heeft gedaan mogen wij nu delen. Mét Christus zijn ook wij gestorven en mét Hem staan ook wij op om een nieuw leven te beginnen. Het doopwater krijgt in deze symboliek de betekenis van doodswater, water waar je in omkomt. Onder water gedompeld worden symboliseert het sterven, uit het water gehaald worden het opgewekt worden uit de dood.  Zo lopen meerdere betekenissen door elkaar heen, zoals ook bij de andere symbolen.

Korenaren

Aan de voet van de drie poten van de doopbekkenhouder zien we korenaren. Bij koren denken we al gauw aan brood. Op die betekenis komen we bij de Tafel terug. Nu verwijs ik naar Johannes 12:24, Jezus’ woord over de graankorrel die in de aarde valt en sterft. Doordat zij sterft, brengt zij veel vrucht voort.  Ons oude ‘ik’ moet sterven. Daarmee wordt bedoeld dat we van onszelf moeten afzien, niet ik-gericht of egocentrisch in het leven moeten staan. Want dan pas kan ons leven iets betekenen voor anderen; dan pas kunnen we vruchtdragen. Jezus zelf ging ons daarin voor.

De korenhalmen verwijzen ook naar de grote oogst die Jezus belooft. Velen zullen Hem gaan volgen. De wereldwijde kerk maakt daarvan vandaag al iets zichtbaar.

 De zilveren doopschaal

In het doopbekken staat een tekst gegraveerd:

Kan oock jemant het water weeren, dat dese niet soude gedoopt worden, Acto:10.ve:47 *

 Het is een tekst uit het bijbelboek Handelingen (Hand. 10:47) in de Staten Vertaling, die stamt uit het begin van de 17e eeuw. De Nieuwe Bijbelvertaling heeft daar: “Wie kan nu nog weigeren deze mensen met water te dopen, nu ze net als wij de heilige Geest hebben ontvangen?”

 Het verhaal van de doop van Cornelius

Het zijn woorden van de apostel Petrus, gesproken in het huis van een Romeinse centurio. Petrus was door hem uitgenodigd om over Jezus te komen vertellen. Dat was al bijzonder, dat een Romein een Jood in zijn huis uitnodigde en dat een Jood het huis van een niet-Jood betrad.  Het bezoek wordt een wonderlijk gebeuren: van beide kanten springen er vonken over, de grens tussen Jood en niet-Jood smelt en men ervaart dat als de werking van de heilige Geest. Ook niet-Joden mogen erbij horen, daarvan wordt Petrus nu ten volle overtuigd. Het is een door de Geest van God in gang gezette doorbraak. Petrus laat alle aarzeling varen en zegt dan de hierboven geciteerde woorden, waarop Cornelius (de naam van de centurio) en degenen die in zijn huis zijn, gedoopt worden.

De in het doopbekken gegraveerde woorden roepen ieder die ze leest telkens weer op te beseffen, hoe ruim de uitnodiging is om opgenomen te worden in het lichaam van Christus. ‘Lichaam van Christus’  hier als aanduiding van de wereldwijde geloofsgemeenschap van christenen.

Jezus nodigt ieder mens, niemand uitgezonderd, uit om Hem te volgen.

 
De kandelaar voor de paaskaars

De symboliek van de paaskaars 

Het nieuwe doopvont vroeg om een bijpassende paaskaarskandelaar.  De opdracht er een te vervaardigen kreeg Frans Kokshoorn nog in 2000. De financiering werd mede mogelijk gemaakt door een vorstelijke gift van de Lions-club Voorburg. De Paaskaars is allereerst het symbool van de opgestane Heer. 

Jezus noemde zich het Licht der wereld (Joh. 8:12). Iedere gelovige heeft de opdracht als volgeling van Hem een licht te zijn (Efeziërs 5: 8). Ook aan die opdracht herinnert de kaars.

Wij geloven in een levende Heer , die in de Geest aanwezig is waar mensen in zijn Naam bijeen zijn. Wij verwachten ook zijn komst in de toekomst. De paaskaars wijst dan ook mede op Jezus als degene aan wie de toekomst is. De verwachting van die toekomst staat centraal bij de vormgeving van de kandelaar.

Korenaren

We zagen ze al aan de voet van de doopvont. Nu komen ze terug op de kandelaar. Zij verwijzen nu in het bijzonder naar de rijke oogst als beeld voor de menigte die niemand tellen kan. Zó groot zal het getal zijn van de mensen die in de vreugde zullen delen van het Rijk van vrede en recht , dat met Jezus komst volle werkelijkheid zal worden (Openbaring 7).

 Twaalf poorten van het nieuwe Jeruzalem

Het bovenste deel van de kandelaar symboliseert met twaalf open poorten het nieuwe Jeruzalem. Dat nieuwe Jeruzalem ziet de ziener Johannes  in een visioen  neerdalen vanuit de hemel (Openbaring 21) . Het heeft twaalf poorten, waarvan drie aan elk van de vier zijden van de stad. Die poorten zullen nooit gesloten worden want daar zal geen nacht zijn. Ik citeer Johannes in Openbaring 21:22-24

 

 

 

En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam. En de stad heeft de zon en de maan niet nodig, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam. En de volken zullen bij haar licht wandelen en de koningen der aarde brengen hun rijkdom in haar.

De stad is hier beeld voor het Rijk van God , dat komen zal.  In het visioen dat Johannes zag was de stad van zuiver goud, helder als glas (Openbaring 21: 18). Frans heeft daaraan denkend  de poorten een goudglanzende bovenkant gegeven.

De vier hoeken willen de kubusvorm van de stad in het visioen suggereren. Vanuit het midden van de stad rijst de Paaskaars omhoog, het licht van Christus.

Betekenis van de afzonderlijke symbolen

Het lam

Bij een lammetje denken wij aan een vertederend dier en het aanbreken van de lente. Maar hier moeten we eerder aan een volwassen schaap denken. Schapen werden in het oude Israël gebruikt als offerdieren, zoals vandaag nog door de moslims.  Je kunt van Jezus zeggen , dat Hij naar de slachtbank werd gebracht. Op de heuvel Golgotha gaf Hij aan het kruis het offer van zijn leven. Daarom vergeleek men Hem met een geslacht lam. Een belangrijke profeet, Jesaja, had dat beeld eerder ook al gebruikt (Jes. 53). 

Maar het lam dat op de kandelaar is afgebeeld ligt niet, het stáát: het is niet levenloos, maar opgestaan!

Dat Lam staat ook centraal in het nieuwe Jeruzalem. In het visioen in Openbaring 5 ontvangt het Lam een verzegelde boekrol, waarmee op weer een andere wijze gesymboliseerd wordt, dat aan Jezus alle macht gegeven is.

Druiventros

De druiven verwijzen met de korenaren naar ‘het land van belofte’ (In het bijbelboek Numeri 13 wordt verteld, dat verkenners een druiventros meenemen uit het land Kanaän, om daarmee haar vruchtbaarheid te tonen ). Het nieuwe ‘land van belofte’  is een ander beeld voor het ‘rijk van God’  dat komt.

De druiven verwijzen daarnaast ook naar Jezus, die zich de ware wijnstok noemt (Johannes 15: 5: “Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in mij blijft en ik in hem, zal hij veel vrucht dragen.”).

De druiven verwijzen ook naar de wijn bij de Maaltijd van de Heer als de wijn van het Koninkrijk ( Matteüs 26:29 : “Ik zeg jullie: vanaf vandaag zal ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat ik er met jullie opnieuw van zal drinken in het Koninkrijk van mijn Vader”.).

De zon

Rest nog één symbool op een van de zijden van de kandelaar: de zon. Die staat voor Christus als de Zon der gerechtigheid (Zo door de christenen afgeleid uit Maleachi 3:20). In diverse liederen wordt Christus als de zon bezongen.

 

 
 
 
Het heilig Avondmaal, haar betekenis

De dood van Christus gedenken totdat Hij komt

Jezus hield die maaltijd met zijn leerlingen voor het eerst op de avond voor zijn lijden. Vandaar de naam ‘heilig Avondmaal’. Hij gaf zijn volgelingen de opdracht dat te blijven doen.  Als de Maaltijd van de Heer  wordt gevierd wordt er brood gebroken en wijn geschonken. Op de avondmaalstafel staat dan een schaal met brood en een kan met wijn. Het brood, dat gebroken wordt, symboliseert Jezus zelf wiens lichaam gebroken wordt. De wijn kleurt rood en verwijst naar het bloed van Jezus en zo naar zijn leven en totale overgave tot in de dood.

Voorsmaak van het Rijk van God

Tegelijk verwijst de wijn naar de vreugde van het mogen delen in het heil, nu en straks als Jezus komt en het Rijk van God ten volle doorbreekt. In de Bijbel wordt daarvoor ook wel het beeld gebruikt van de bruiloft. De Maaltijd van de Heer kan dan ook aangeduid worden met ‘het bruiloftsmaal.’ De bruidegom, Jezus, is daar samen met zijn bruid, de kerk.

Meer dan een symbool

Evenals bij de doop zien de gelovigen in de maaltijd niet alleen een verwijzing, maar weten zij zich met God en Jezus op die momenten intens verbonden en beleven ze die gemeenschap. Daarom gaat er voor hen zo’n kracht van uit en versterkt het het geloof.

 
De avondmaalstafel, totstandkoming

Het heeft even geduurd, tot 2019, maar vanaf dat jaar staat er ook een tafel in het hart van het liturgisch centrum, die eveneens door Frans Kokshoorn is ontworpen en gemaakt, en past bij het overige meubilair. Ook hier weer aan de voet op de poten de korenaar. Verder komen alle genoemde symbolen hier terug op de zijden: vis, kruis, duif, lam, zon en druiventros. Nieuw is de kroon. De reeds gegeven uitleg van deze symbolen resoneert hier mee. Dat we bij de korenaren ook aan brood mogen denken en bij de druiventros aan wijn, moge voor zich spreken.

Betekenis van de afzonderlijke symbolen

De kroon

De kroon wijst op het koningschap van Jezus. Bij de intocht in Jeruzalem juichten de mensen hem toe als koning. Romeinse soldaten gaven hem een doornenkroon. Op het kruis liet stadhouder Pilatus het opschrift aanbrengen: ‘Dit is de koning van de Joden’. Als de aanklacht, maar natuurlijk spottend bedoeld. Voor christenen is Jezus koning, omdat zij geloven dat aan Hem gegeven is alle macht in hemel en op aarde. Zij achten het een eer onderdanen van deze koning te zijn en zich door hem te laten gezeggen.  Jezus troont in de hemel aan de rechterhand van zijn hemelse Vader. Deze heeft hem met heerlijkheid en luister  gekroond (Hebreeën 2).

De vier wezens

Toegevoegd zijn vier figuren die staan voor de vier wezens uit de Apocalyps. Op elke poot één en wel: de leeuw, het rund, de mens en de adelaar. Zij vertegenwoordigen in het visioen, dat de ziener Johannes kreeg (Openbaring 4: 7)  de hele Schepping bij God.  Het woord dat van het Grieks is afgeleid: eucharistie, en waarmee de Maaltijd in de RK-kerk wordt aangeduid, betekent ‘dankzegging’. Alles wat adem heeft, looft de Heer.

Eusebius Hiëronymus (c.342 – c.420) , de man van de Vulgaat, de vertaling van de Bijbel in het Latijn, gaf er een andere uitleg aan. Sindsdien zijn die vier wezens in de christelijke kunst steeds opgedoken als attributen van de vier evangelisten: voor Marcus de leeuw, voor Lucas het rund , voor Matteüs de mens of engel en de adelaar voor Johannes. Wie Jezus is wordt beschreven door Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Zij doen dat ieder op een eigen wijze, zodat wij vier vensters op Jezus hebben. In veel kerken zijn de evangelisten met hun attributen op de preekstoel te vinden, waarvandaan het evangelie wordt verkondigd. Dat de attributen van de evangelisten zijn aangebracht op de Avondmaalstafel is daarom zo zinvol, omdat zij de eenheid van de dienst van het Woord en de dienst aan de Tafel benadrukken. 

Een opengeslagen tentdoek

Het eerste heiligdom van het volk Israël was de tent der samenkomst , ook wel tabernakel genoemd (Latijn voor ‘tent’). De ingang van de Opstandingskerk aan de Rembrandtlaan oogt als een opengeslagen tentdoek en nodigt uit om de sacrale ruimte te betreden.*) Dat tentdoek keert aan de tafel terug onder de glasplaat. De tafel oogt uitnodigend om de maaltijd mee te vieren. 

Het Avondmaalsgerei

Bij een gedekte tafel verwacht je aan tafel te worden gevraagd. Daarom zijn er op de zondagen dat de Maaltijd van de Heer wordt gehouden op de tafel een kan met wijn, bekers en een schaal met brood gezet. Uit inscripties valt op te maken , dat het ‘Avondmaalsstel’ van deze kerk vervaardigd is door de fa. Pijzel & Carbentus te Den Haag met de jaartalsvermelding 1849 – 1864.

Zoals in de meeste protestantse kerken wordt het heilig Avondmaal niet elke zondag gevierd. De tafel blijft dan wel de plaats  van waarachter de voorbeden worden uitgesproken.

 
De lezenaar (ambo)

De opdracht tot het maken van een avondmaalstafel ging gepaard met die voor een lezenaar in dezelfde stijl. Deze dateert dus ook uit 2019. De lezenaar is allereerst de plaats voor de lezingen uit de Bijbel. In deze kerk gaat de voorganger alleen de kansel op om te preken.

Als een bewust repeterende breuk zijn ook op de ambo vis, kruis, duif, druiventros, lam, zon, kroon en tarweaar aangebracht, alle christelijke symbolen met een rijke betekenis. De Bijbel moet worden gelezen en uitgelegd wil je het kunnen begrijpen en geloven wat met die symbolen gezegd wil zijn. De ambo is de plaats waar de Bijbel wordt opengeslagen en voorgelezen. Het is een heilig moment als de Schriften opengaan.

 
 
 
 
 
De preekstoel

Het is een massief-eiken kansel, die stamt uit 1625. De koperen lezenaar uit 1641 is een geschenk van Franciscus van Halewijn, heer van Watervliet en De Werve. Het familiewapen met drie leeuwen is erin verwerkt en het jaar van schenking. Aan de trap is een drager aangebracht waarin het zilveren doopbekken past (Zie onder doopvont). In protestantse kerken bevond de doopvont zich meestal  in de buurt van de kansel. Hier dus zelfs aan de kansel! Pas na christelijk onderwijs kan men tot de geloofsgemeenschap toetreden, is daarbij de gedachte.

Is het te ver gezocht om in de leuning een verwijzing naar de herdersstaf te zien? Een predikant is herder en leraar.

De naam ‘preekstoel’ zegt het al, de kansel is de plaats voor de preek. De preek is de uitleg van een gedeelte uit de Bijbel en de toepassing daarvan in het dagelijkse leven. Bij protestanten staat de preek centraal tijdens de viering.  Als het liturgische centrum verplaatst werd, zoals gebeurde bij de restauratie in 1968, dan moest dus ook de kansel verhuizen. Deze kreeg zijn plaats aan de noordzijde op de hoek van het dwarsschip en het koor. De kerkgangers zaten nu immers voortaan met het gezicht naar het koor.

Met de nieuwe inrichting is de opstelling van de zitplaatsen weer anders; meer rond het liturgisch centrum, maar wel zo, dat de predikant goed is te zien tijdens de preek. 

De menora,  totstandkoming

Vanaf juni 2006 staat er in het koor van onze kerk een kandelaar die onherroepelijk doet denken aan de menora, de zevenarmige kandelaar uit de bijbel. Het is best bijzonder, dat deze hier staat, omdat hij niet tot het vaste liturgische meubilair van een kerk behoort. Je zou deze eerder in een synagoge verwachten. In elke synagoge hangt een ‘eeuwig licht’  dat aan de menora herinnert die altijd brandde in de tempel ( In Rooms-Katholieke kerken hangt de zogenaamde Godslamp, die altijd brandt).

Beeldhouwer Frans Kokshoorn had er een gemaakt en vroeg of hij deze even mocht ‘stallen’ in de kerk. Achter in het koor kreeg zij tijdelijk een plaats. Dat ‘tijdelijk’  werd ‘voortaan’, omdat men de kandelaar voor de kerk wilde behouden, zozeer viel deze in de smaak. Door o.a. royale giften van gemeenteleden en bijdragen uit fondsen kon zij in 2009 worden verworven.

Er hebben twee kunstenaars aan gewerkt. Beeldend kunstenaar Ming Hou Chen (geb. 1947) is verantwoordelijk voor de glazen onderdelen

Oorsprong

Menora is het Hebreeuwse woord voor kandelaar. Joden, en wellicht ook christenen , denken bij dat woord meteen aan een heel speciale kandelaar, welke in de Jeruzalemse tempel stond. Dat was een zevenarmige kandelaar. De beschrijving ervan is te vinden in Exodus 25. De menora moest geplaatst worden in dat deel van de tent en later van de tempel, dat ‘het Heilige’ heette. De zeven olielampen moesten altijd branden. De zijarmen moesten versierd worden met amandelbloesem.

In de loop van de tijd werd de menora het symbool van het Jodendom. Tegenwoordig vind je er één in bijna iedere sjoel (synagoge). Na de oprichting van de moderne staat Israël werd de menora het officiële symbool van het land.

Betekenis

De kandelaar is een verwijzing naar de bijbelse menora, die altijd brandde, en daarmee ook een verwijzing naar de aanwezigheid van God, die te midden van zijn volk wil wonen. Tegelijk is het een verwijzing naar onze verbondenheid met het Joodse volk, van wie wij de bijbelboeken uit het aloude testament overgeleverd hebben gekregen en met wie de christenen  samen de komst van het koninkrijk van God verwachten.

Het getal zeven

We denken aan het getal zeven als het getal van de volheid en aan de zeven dagen die een week telt.  Deze kandelaar heeft geen olielampen , maar kaarsen, die alleen aangestoken worden als er diensten worden gehouden. Wel herinnert het licht dat ze dan geeft aan de altijd brandende menora in de tempel. God sluimert , noch slaapt (Psalm 121). Hij waakt altijd over ons. 

amandelbloesem

De amandelboom is al vroeg in het jaar aan het bloeien; in januari begint het uitbotten, in februari zie je al bloemen: een prachtig gezicht in een tijd dat er nog sneeuw kan vallen. Jeremia zag eens een amandeltwijg en moest hieruit het volgende opmaken:  “Zo snel als een amandelboom in het voorjaar uitbot, zo snel laat God zijn woorden uitkomen (Jeremia 1: 11) “.  De staf van de hogepriester Aäron , ook een amandeltwijg, had in één nacht bloemen (Numeri 17:8).

Verbinding met de aarde

Bijzonder aan deze menora is, dat ook aan de wortels is gedacht voor de amandelboom. Het is uit de aarde dat de boom gevoed wordt. De wortels gaan min of meer over in de boom zelf, waarvan de twijgen om de zeven armen heen kronkelen. De armen vallen zo bijna samen met de twijgen hetgeen nog wordt versterkt door ‘de kruin’. De beeldhouwer heeft namelijk de armen verschillende lengtes gegeven, zodat de vlammen van de erop geplaatste kaarsen geen horizontale lijn vormen , maar van beide uiteinden af naar het midden oplopen.

Het groene glas, zowel aan de wortels als boven aan de armen, geeft het geheel iets fragiels. Het leven is kwetsbaar . ‘Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens.’ En niet alleen de mens, maar heel de levende natuur. Het geloof wil dat wij onze verantwoordelijkheid ervoor zullen nemen.