Visie en beleidsplan

Onze gemeente heeft een drievoudige gerichtheid: Boven, Binnen, Buiten

Boven: Gerichtheid op de drie-enige God

Als gemeente zijn wij in de eerste plaats gericht op God: wij zoeken Hem en willen Hem liefhebben met ons hart, ons verstand en onze handen. Wij maken deel uit van een samenleving waar geloof bepaald niet vanzelfsprekend is, maar waar tegelijk veel mensen verlangen naar ‘het Heilige’: naar ‘iets’ dat hen overstijgt, naar plekken van stilte en aandacht. De Martini-gemeente wil zo’n plek zijn. Een plaats van gebed en concentratie, een plaats waar wij God zoeken ons oefenen in het luisteren naar Hem en het voeren van het geloofsgesprek. Een plaats waar twijfels niet hoeven te worden weggemoffeld en alle vragen mogen worden gesteld, maar waar uiteindelijk niet onze twijfels maatgevend zijn, maar de vreugdevolle ervaring van God in ons midden. De levende Heer die onze twijfels steeds weer aan het wankelen brengt.

Wij geloven met hoofd, hart en handen

Wij geloven niet in een tegenstelling tussen geloof en wetenschap, als gelovige hoef je je verstand niet uit te schakelen. Tegelijk kan het verstand niet zonder het hart, anders wordt geloven bloedeloos rationalisme. Ons gevoel en onze ervaringen doen volop mee. ‘Het hart heeft zijn redenen die het hart niet kent’ zei Blaise Pascal. Wat ons hart gelooft en ons verstand doordenkt, krijgt concreet gestalte in wat onze handen doen. Geloof krijgt vorm in het dagelijkse leven. Ook daaraan schenken we aandacht als we als gemeente nadenken over wat het ‘goede leven’ is. Het onderlinge gesprek en het ethisch beraad zijn daarbij van belang, maar ook het concreet de handen uit de mouwen steken ten bate van anderen.

Buiten: gerichtheid op de samenleving

 Als gelovigen zien wij onszelf niet als ‘betere’ of totaal ‘andere’ mensen. Wel als mensen die iets hebben ervaren van Gods liefde die ruimte biedt en dat graag willen delen. Niet door de ander iets op te dringen, maar door zelf ruimte te bieden aan de ander. Dat gebeurt door concrete hulp aan mensen met sociale of financiële problemen, maar ook door verbindingen te leggen tussen mensen en ontmoetingen mogelijk te maken. Zo organiseren we een eettafel, koffiemomenten, bezoeken we zieken en ouderen, ondersteunen we maatschappelijke organisaties en proberen we een positieve en constructieve partner van de burgerlijke gemeente te zijn.

“Ons diepste probleem zijn niet onze beperkingen, maar ons isolement: van God, van elkaar, van onszelf en van de schepping.” Sam Wells

Volgens Jezus is God te vinden bij de treurenden, de vervolgden, bij hen die verlangen naar gerechtigheid. In de ‘arme’ (die ook een bontjas kan dragen) ontmoeten wij Jezus zélf: Hij identificeerde zich met de mensen die faalden. Hij ‘vermomt’ zich in de zieke, de gevangene en de dorstige volgens Mattheus 25 (“Wanneer hebben wij u hongerig gezien…?”)

Dat betekent twee dingen:

De ‘armen’ zijn achting en respect waard omdat ze óns iets te vertellen hebben. Jezus identificeert zich met hen. Als wij God zoeken, dienen wij dus bij hen te zijn.

Onze gerichtheid naar buiten gaat meer om relaties (nabij-zijn) dan om probleemoplossing (werken-voor).

We laten ons in onze gerichtheid op de samenleving inspireren door Dr. Samuel Wells. Hij is theoloog, ethicus en pastor van St- Martin-in-the-field in London. Hij onderscheidt drie manieren van diaconaal handelen: ‘werken voor’ (bijvoorbeeld koken voor een zieke), ‘werken met’ (bijvoorbeeld samen met de zieke de belasting-aangifte invullen) en ‘zijn met’ (naast het bed van de zieke zitten en alleen maar zijn hand vasthouden). In zijn ethiek benadrukt hij dat het niet gaat om de working-for-modus (dingen doen voor de ander) maar om de being-with-modus (bij de ander zijn). Medemens zijn, relaties aangaan vormen de kern. Dan ontstaat er namelijk gelijkwaardigheid. Ontmoeting is geen middel, maar een doel in zichzelf. In de ‘ander’ vinden wij immers God. Zijn-mét is nog een hele uitdaging. Want het is veel gemakkelijker om vóór iemand iets te doen (die daarmee ook een snel een ‘project’ wordt) dan om echt samen mét iemand te zijn. Wij willen ons er in oefenen de ander niet als ‘object van zorg’ of ‘zending’ te zien, maar als een medemens, een door God geschapen beelddrager van Hem.

 Binnen: gerichtheid op elkaar

Onze gemeente is divers qua leeftijd, achtergrond en opleiding, maar ook qua geloofsbeleving: een meer getuigende wijze van geloven tegenover een meer zoekende, met twijfels en vragen, en een vrijere liturgische vormgeving tegenover een meer strakke. Sommigen zijn op latere leeftijd christen geworden, anderen zijn van jongsaf aan met het christelijk geloof op gegroeid. Zo vormen wij een gemeenschap. In de kerk geloven we dat we aan elkaar geschonken worden door de Heer zelf, met al onze verschillen. Daarom mag ieder er zijn zoals hij of zij is en met het geloof dat ieder heeft. We zijn als gemeente blij met veel onderlinge zorg en aandacht. Deze proeven we in het één op één contact tussen gemeenteleden onderling en in het bezoekwerk dat gedaan wordt door ambtsdragers en pastoraal werkers, in de verschillende groepen, waar men elkaar beter leert kennen, met elkaar meeleeft en naar elkaar omkijkt, maar bijvoorbeeld ook bij het koffiedrinken na de dienst, het koffiedrinken op de maandagmorgen, in het maaltijdproject.

Als gemeente willen we de beweging maken van verzorgingskerk (het ene deel van de gemeente zorgt voor het andere)  naar ontmoetingskerk (onderlinge zorg).

Het kostbaarste wat de kerk te bieden heeft is tijd en ruimte voor mensen om elkaar te ontmoeten en voordat je het weet ontmoet je ook God. Verbinding, contact, aandacht zijn belangrijke woorden. Dat kan spontaan ontstaan of georganiseerd. Pastoraat is het cement van de gemeente: in het pastoraat worden mensen gekend en aan elkaar verbonden. Het leggen van verbindingen wordt gestimuleerd en is niet een exclusieve taak van taakdragers. Daarnaast heeft pastoraat een signaalfunctie: wat speelt er onder de gemeenteleden? Pastoraat wordt vooral gezien als opdracht voor de hele gemeente. De predikanten zijn daarin toerusters en inspirators. Zij zijn als beroepskrachten aanvulling op de onderlinge pastorale zorg. De taak van de kerkenraad is zorgen voor structuur, een vangnet voor wie buiten het netwerk van de gemeente vallen.